De droom als verbinding tussen strategie en werkvloer?

De droom als verbinding tussen strategie en werkvloer?

 

 

 

 

 

Ik heb een droom waarbij kinderen van 0 tot 18 jaar spelenderwijs leren innoveren.

Op 28 augustus 1963 hield Martin Luther King een legendarische toespraak en sprak de woorden ‘I have a dream’. 200.000 mensen hingen aan zijn lippen voor het Lincoln Memorial in Washington DC. Besturen en bovenschoolse managementteams van scholen besteden veel tijd en energie aan het ontwikkelen en implementeren van strategisch beleid. Maar brengt dit ook veranderingen op de scholen tot stand? Lezen docenten en schoolleiders deze strategische beleidsplannen eigenlijk wel? Vormen deze beleidsplannen de basis voor de schoolplannen die worden opgesteld? Of zijn al die strategische documenten eigenlijk overbodig omdat toch niemand er iets mee doet en de dagelijkse praktijk altijd anders blijkt te zijn?

Zou de droom een hulpmiddel kunnen zijn om de strategie te verbinden met de werkvloer? Er is binnen schoolbesturen vaak een hoop drukte rondom het opstellen van strategische meerjarenplannen, jaarplannen, meerjarenbegrotingen, jaarbegrotingen, kwartaalrapportages en verantwoordingen. Maar wat wordt een docent of schoolleider nu wijzer van al die drukte? Iemand zei ooit eens tegen mij een strategisch plan stel ik niet op, want de werkelijkheid blijkt toch altijd anders uit te pakken dan we planmatig hadden bedacht. Is een strategisch plan dan alleen maar bureaucratische ballast? Of helpt het wellicht die stip op de horizon te bepalen?

Martin Luther King was bereid om voor zijn droom te sterven. Hij wist dat hij vermoord zou worden, maar toch hield hij zijn toespraak. Zijn wij bereid om voor onze kinderen ten koste van alles de droom mogelijk te maken dat ze van 0 tot 18 spelenderwijs leren innoveren? Ons traditionele onderwijs leert kinderen af spelenderwijs te leren innoveren. Er zijn allerlei regels en kaders, die spontaniteit en innovatie in het onderwijs en bij kinderen de das omdoen. Kinderen leren niet door te ontdekken en op basis van hun nieuwsgierigheid, maar op basis van vastgestelde methoden en technieken. Ze moeten werkjes uitvoeren, waarvan ze zich afvragen wat ze hiervan leren en wat ze ermee bereiken. Waarom slaan we de natuurlijke nieuwsgierigheid van onze kinderen plat en waarom is er niet meer vrijheid om spelenderwijs te leren innoveren?

In het primair en voortgezet onderwijs wordt nog te weinig gebruik gemaakt van spelenderwijs leren innoveren. Kinderen moeten hun mond houden in de klas, netjes op hun stoel blijven zitten, ze moeten luisten en mogen alleen praten wanneer hen dat wordt gezegd. De meeste mensen kunnen wel begrijpen dat daardoor het enthousiasme voor leren en innoveren snel zal verdwijnen bij kinderen. De meeste kinderen vinden daardoor leren en niet meer leuk en hun natuurlijke drift tot innovatie verdwijnt. Hierdoor worden kinderen in ons huidige primaire en voortgezette onderwijs niet meer gestimuleerd om te leren innoveren.

Alles beschouwend is het de vraag of scholen en bestuurders meer zouden handelen vanuit een droom in plaats van vastgestelde strategische plannen en kaders, methoden en technieken? Hoe zie jij dit als schoolleider, leraar of lerares dan wel ouder van een kind in het basis- of voorgezet onderwijs? Laat het me weten door middel van een commentaar bij deze blog.

6 gedachten over “De droom als verbinding tussen strategie en werkvloer?

  1. Dag Didier,

    Innoveren en dromen liggen dicht bij elkaar. Ik leg de link naar je andere blog.
    Passend Onderwijs moet een droom zijn. Laten we (leerkrachten, conciërges, directeuren: bevlogen medewerkers) vooral niet vergeten dat we mogen dromen van een ideale leer- en ontdekkingsplek voor kinderen.
    Een omgeving waar ieder kind tot zijn/haar recht komt, gemotiveerd en geïnspireerd raakt door die bevlogenheid van de juf of meester, gestimuleerd wordt om grenzen te verleggen en warm gemaakt wordt om te willen ontdekken en te mogen toepassen/doen. Leren met het hoofd, leren met de handen, leren met het gevoel, leren met het lichaam….alle vormen horen daarbij. “Het KIND voorop” en gesteund door “Mensenwerk” in een omgeving waar het fijn is om jezelf te mogen zijn, gewaardeerd te worden om wie je bent en wat je kunt. Bewondering te mogen oogsten van anderen, omdat je altijd een talent hebt. Gewoon fijn vinden dat je er bent en ertoe doet.

    Dat is Passend Onderwijs.

    Wat we (bestuur en management) moeten nalaten (niet doen) is sturen op de verkeerde plek. Wij veronderstellen met een Wet op Passend Onderwijs het tij gekeerd te hebben per 01-08-14. No way dus. Wij vergeten dat leerkrachten een Passende Ondersteuning nodig hebben om Passend Onderwijs te kunnen bieden.

    De wet van het getal (teldatum, percentage marktaandeel, marktpositie, het IQ (VIQ, TIQ, PIQ), de vaardigheidsscore, de schoolstandaardscore, het percentage weerstandsvermogen, het gemiddelde uitstroomprofiel, de vierkante meters per kind, het percentage leegstand en de druk (P-waarde) tot reductie daarvan, de GGL, de GPL …) regeert over het onderwijs.

    Wij vergeten de mens in de school, de bevlogen leerkracht voor de klas die met minder middelen meer moet doen.
    Waar leerkrachten van dromen is een lerende organisatie waarbinnen met elkaar wordt gesproken over de inhoud, het proces, de weerbarstigheden, onzekerheden en de drive tot beter willen doen, maar niet weten hoe…

    Met de inrichting van een Passende Ondersteuning van schoolteams (zie het lerende proces binnen het overleg SBO-directie-IB) geeft juist elan en daadkracht om met elkaar het verschil te willen maken binnen die lerende organisatie.
    Laten we vooral daarop investeren.

    Dromen ontstaan vanuit de wens om een ideaal te willen bereiken.
    Dus:
    Wij faciliteren het leren van onze leerkrachten om continue te kunnen transformeren (Pedler,1991)
    Wij ontwikkelen een vermogen om ons steeds aan te passen aan de veranderende omgeving en zijn dan flexibel en dynamisch.
    Wij streven naar constante vernieuwing en verbetering en zijn intrinsiek gemotiveerd om dat met elkaar samen te doen.
    Wij beschikken en ontwikkelen competenties om steeds goed te blijven functioneren.
    Wij willen en kunnen leren en zijn bekwaam in dat proces dat continue aan de gang is.
    Laten we vooral niet vergeten dat de werkomstandigheden zwaarder worden, de verantwoordingslast toeneemt en de overheid steeds meer taken toedicht aan de school omdat dezelfde overheid geen andere oplossing ziet. Dit trekt een zware wissel op de leerkracht voor de klas. Daar ligt onze kracht tot sturen=faciliteren=samen leren=Passende Ondersteuning.

    Jij en ik hebben een droom: laten we doen waar we goed in zijn en niet weerhouden worden door geneuzel.

    Het kind is nu een rekenkundige eenheid en heeft het recht om gezien te worden als unieke eenheid.
    Ieder kind, ieder mens is uniek.

    Wij leiden kinderen op om in een betere wereld het verschil te gaan maken door hun talenten in te zetten ten dienste van de ander en zichzelf en daarvoor waardering te oogsten, waardoor sprake is van een volwaardige deelname aan die maatschappij. De keerzijde kennen we (ook vandaag).

    Door horen begrippen als Markperformance, Total Cost of Ownership, Organizational Return of Investment, Weerstandsvermogen en Leegstandreductie niet in thuis.

    WE HAVE A DREAM! Laten we de droom delen op de plek waar het hoort…in de klas, met kinderen, ouders en leerkrachten en daarop investeren. De overheid heeft de plicht haar geld in te zetten op onze toekomst: Het Kind.

    • Beste Hans,

      Hartelijk dank voor deze geweldige support voor onze droom.
      Het is tijd om naast prestatiemeting de brede ontwikkeling van het kind centraal te stellen.

      We gaan er samen voor om onze droom waar te maken.
      Hoe verleiden we samen de overheid om meer geld beschikbaar te stellen voor het kind?

  2. …….we gaan naar Den Haag….en brengen de boodschap over wat Passend Onderwijs van de leerkracht vraagt. In de TK zitten onze volksvertegenwoordigers en zij zijn dienstbaar. Ik heb een afspraak staan. De linking-pin zijn de GR2014 van 19 maart. Invloed uitoefenen is ook een competentie (Quinn).

    • Beste Hans,

      Hartelijk dank voor je reactie.
      Ik begreep in de afgelopen twee dagen van je dat je de boodschap succesvol hebt kunnen overbrengen aan onze volksvertegenwoordigers.

      Zou je met mij willen delen wat dat heeft opgeleverd?
      En welke vervolgafspraken je hebt gemaakt over dit onderwerp met de volksvertegenwoordiging?

  3. Passend onderwijs?
    In Almere zijn we een jaar bezig met Passend Onderwijs.
    Het doel is prachtig: kwetsbare kinderen een veilig plekje geven, aansluiten op de ontwikkelingsbehoeften van de leerling en hogere leeropbrengsten. Wie wil dit niet? En de school moet een centralere rol spelen in de buurt.

    Impact op de klas? Ik heb verschillende leerlingen gehad met uiteenlopende handicaps en stoornissen. Dit heeft zeker een diepe impact op de klas. Tot nu toe is mijn klas uiterst lief geweest voor deze zwakke leerlingen, maar ze raken wel ‘op’. Mijn beste leerlingen stonden te huilen omdat ze het niet meer vol konden houden. Alsmaar rekening houden met … Alsmaar begrip opbrengen voor … Alsmaar slikken … Ik wil het graag ontkennen; een dergelijke leerling is ook een extra belasting voor de leerkracht. Tenslotte: Verschillende leuke en leerzame projecten kon ik niet doen, omdat ik een leerling had met een ernstige handicap of (gedrag)stoornis. In feite wordt zo’n mooi project de hele klas ontnomen. Maar dit zeg je uiteraard niet …

    Kan ik het wel? Jezelf beoordelen is lastig. Gezien de eisen en de tijd die ik heb … nou nee. (Laatst werd ik in mijn klas geobserveerd en heb alle punten van de vaardigheidsmeter gehaald!) Ik heb 28 leerlingen en eigenlijk 28 handelingsplannen. Uiteraard vorm ik wel (RT)groepjes en hebben mijn leerlingen oa. persoonlijke taken, maar ik kan NIET elke leerling die aandacht en begeleiding geven die we eigenlijk wensen of verwachten. Het lukt mij niet om van elk meisje een ‘’Madonna’’ te maken en van elke jongen een ‘’Bill Gates’’. (Stiekem willen de meeste ouders dit wel.) Een soort van privé school, maar dan 1 leerkracht en 28 leerlingen? Je hoeft niet in het onderwijs te zitten om te zien dat dit niet gaat. Neemt niet weg dat ik en mijn collega’s onze uiterste best doen. Ik werk op een fijne, prettige en een leuke school, voor leerlingen als leerkrachten. De prijs die we ervoor betalen is; dat ons werk nooit af is. Als ik goed naar mezelf en naar mijn collega’s luister: De werkdruk ‘staat ons tot aan de lippen’. En dat de vakanties geen vakanties meer zijn, maar een soort van ziektebed.
    Het vreemde is wel; dat we willen aansluiten op de individuele ontwikkelingsbehoefte van de leerlingen, en dat toch de Cito ‘de maat slaat’. Leerlingen moeten toch voldoen aan een norm. Voorbeeld: wanneer we weten dat in groep 6 de Cito score voor lezen altijd wat inzakt, en altijd goed komt in groep 7 en 8, zijn we toch verplicht om aan onze leerlingen ‘te trekken’. Dat ze ook voldoende score in groep 6. Onze leerlingen moeten zich toch ontwikkelen volgens grafieken. Uiteindelijk ga ik toch maar met mijn leerlingen extra lezen (i.p.v. een creatieve of een technische uitdaging), want onze school wordt immers afgerekend op dergelijke prestaties. Ik denk dat het tijd is om ons onderwijs idealen te herdefiniëren. Wat hebben onze kinderen nodig en wat willen we onze kinderen meegeven?

    Centrale rol in de buurt, voor de basisschool? Bij ons speelt dit nog niet. Volgens mij is de sociale samenhang in onze buurt nog wel oké. Daar kan ik verder niets zinnigs over zeggen.
    Hogere leeropbrengsten.
    Leerlingen kan je niet vergelijken met werknemers. We vinden het heel gewoon een werknemer te ontslaan, wanneer hij niet in het team past, of zijn werk niet wil doen, of het niet kan. Wegwezen. In het onderwijs gebeurt het tegenovergestelde. Daar wordt tijd gestopt in een goed pedagogisch klimaat. Opvoeding. Vervolgens gaat veel tijd naar de meest zwakke leerlingen. Een leerkracht heeft zijn handen vol aan leerlingen die niet in staat zijn om te (gaan) leren. Ik en al mijn collega’s verbeteren elke dag, en elk jaar, het onderwijs. Het kan altijd beter. Maar … wij willen en kunnen niet onze leerlingen uitzoeken.
    Met belangstelling kijken we naar Finland. Daar geven kennelijk de leerkrachten autonoom, vol trots en met vol zelfvertrouwen les. Beste onderwijssysteem van Europa. Ondertussen worden wij (in Almere) gestimuleerd om kleine ‘stukjes’ van hen over te nemen. Bijvoorbeeld bij elkaar in de klas kijken en samen handelingsplannen op te zetten. Of het zinvol is om het Finse systeem compleet of in stukjes over te nemen weet ik niet. Maar ik heb het gevoel dat wij Nederlanders te weinig vertrouwen hebben in een ander. Wij voelen toch het meest voor controleerbare systemen. Ik betwijfel of het effectief is. Het vraagt veel administratie(tijd) en is fraude gevoelig.
    Achteraf wil ik iets zeggen;
    In het algemeen zijn de meeste mensen terughoudend of sceptisch wanneer er iets nieuws komt. Zo kan je pas iets zinnigs zeggen over bijv. ‘passend onderwijs’, wanneer je het hebt uitgeprobeerd.
    Ik wil nog wat meer zeggen over ontwikkelingen in het onderwijs: in het basisonderwijs ‘rollen we van het ene project in het andere project’. Het ene is nog niet afgelopen of we gaan weer een andere koers volgen. Dit werkt demotiverend. Vervolgens; met regelmaat verschijnt een rapport wat goed is voor leerlingen, en even later verschijnt een ander rapport met het tegengestelde. Dit is verwarrend. Het negatieve beeld wat de media schetst over het onderwijs; daar herken ik mijn werkomgeving niet in. Vervolgens; Ik sta 13 jaar voor de klas en ik zie slechts 1 rode draad; met minder geld beter onderwijs bieden. Tot slot; ik vraag me wel eens af wat de werkelijke belangen zijn, die de beleidmakers nastreven.
    Ik hoop een zinvolle bijdrage geleverd te hebben op dit forum.
    Ps. Ik geniet elke dag weer van al mijn fantastische en lieve leerlingen.

    Groetjes van meester Peer

    • Beste Peer,

      Hartelijk dank voor je zeer zinvolle bijdrage aan mijn blog.
      Ik ben het met je eens dat we in het onderwijs steeds meer met minder moeten doen.

      Die druk komt inderdaad allemaal bij leerlingen en docenten terecht.
      Zie je een mogelijkheid om de druk te verminderen en zou dat bijvoorbeeld kunnen door meer onderwijsweken te realiseren waardoor de druk zou kunnen afnemen?

Plaats een reactie